Lees maar, staat er wel wat er staat?

Fiscale opinies: wie kent ze niet? Van Uitvergroot bij de Vakstudie Nieuws, tot de Opinies van het NTFR en NLFiscaal, de wekelijkse Column in het Weekblad, tot de sprankelende inzichten (overdreven? – red) van Artikel104.nl. Aan kleurrijke en quasi-gefundeerde meningen is in belastingland geen gebrek.

Opiniestukken zijn belangrijk voor het belastingdebat, zoveel is duidelijk. Ze zijn de zandkorrels in de oester, die tot parels kunnen uitgroeien. Voor studenten werpen al die meningen vragen op: wat moet je ermee? Waar ligt de grens tussen feit en fictie? (Hoe) kun je een sappig citaat inzetten bij het opbouwen van een wetenschappelijk betoog? Als er weinig literatuur te vinden is over een bepaald onderwerp, is het verleidelijk om een uiting in een column of een kwinkslag in een voetnoot als ‘bewijs’ aan te dragen. Zo van: “Ja, maar ik heb toch een bron?” (zonder kritisch te kijken wat er uit de bron blijkt, in welke context en met welk doel de brontekst is opgesteld, en in hoeverre de bron daadwerkelijk kan dienen als ‘feit’ in een academische discussie). Dit alles kan problemen geven, want een opiniestuk voldoet over het algemeen niet aan de wetenschappelijke kwaliteitscriteria.

Hierna zal ik enkele opmerkingen maken over de omgang met opiniërende stukken in het fiscale debat en de belastingwetenschap. Het is primair gericht op studenten die een scriptie schrijven. Dit is geen uitputtende beschouwing over het gebruik van bronnen; wel geef ik een aantal uit-het-leven-gegrepen voorbeelden over hoe het NIET moet.  

1.  Soorten teksten

Iedereen die ooit een scriptie schreef weet dat bronmateriaal (ik beperk me nu tot teksten) verschillende vormen kan aannemen. Ik noem: rechtspraak van de Hoge Raad of de feitenrechters (niet hetzelfde), rechtspraak van de Europese rechters, wet- en regelgeving, beleidsopvattingen en standpunten, conclusies van de (EU) advocaten-generaal, wetenschappelijke producties (artikelen, papers, boeken, e.d.), journalistieke stukken, rapporten van instanties als de Algemene Rekenkamer of de Raad van State, pamfletten van politieke partijen en ngo’s, interviews, oraties, lofredes, en – nu komen de teksten waar ik het vandaag over wil hebben – opiniërende publicaties, zoals columns, blogs en Kerstverhalen.

Al deze teksten kunnen bijdragen aan het gebouw van het Nederlandse belastingrecht en het publiek-politieke debat over belastingen. In deze zin zijn alle teksten waardevol. Hiermee is echter niet gezegd dat al deze teksten in een specifieke context relevant zijn of evenveel gewicht hebben. Als de Belastingdienst belastingontwijking wil bestrijden, is de jurisprudentie over fraus legis nuttiger dan het D66 ‘aanvalsplan’ tegen belastingontwijking. In het politieke debat zal een journalistiek stuk van FTM vaak meer impact hebben dan een fiscaal leerboek of een artikel in de FED.

2.  Niet alle teksten zijn hetzelfde

Dergelijke verschillen zijn niet erg, mits zowel de auteur als de lezer zich voor ogen houden dat er verschillen zijn. Het ene stuk is het andere niet. Het zou neerbuigend zijn om de lezer nu te trakteren op een spoedcursus ‘Hoe herken ik verschillende soorten tekst?’. We mogen ervan uitgaan dat fiscalisten in staat zijn om een wetenschappelijke studie van een blog te onderscheiden. Verschillen qua taalgebruik, verwijzingen en bronnen, opzet van het stuk, en het medium waarin het stuk verschenen is, bieden aanknopingspunten. Een complex relaas van 5.000 woorden in het Weekblad is niet hetzelfde als een post met enkele scherpe observaties en een foto van een dwergvleermuis die een larve opvreet. Is het één beter dan het ander? Dat hangt af van de context. Een geestige blog geeft sneller aanleiding tot discussie, maar waarschijnlijk heeft een scriptant meer aan een peer reviewed artikel in een internationaal blad.

Voorbeeld: Als hoogleraar X schrijft “het BEPS-project is stom”, dan wil dat niet zeggen dat het BEPS-project per se stom is. Wel weten we nu waar X staat in het debat. Stel dat X heel belangrijk is, bijvoorbeeld als hoofd van een overheidscommissie die onderzoek doet naar belastingontwijking, dan kan zoiets wel een bredere relevantie hebben. Zo van: “Er is reden om te twijfelen aan de onafhankelijkheid van de commissie. De voorzitter heeft eerder aangegeven dat hij het BEPS-project “stom” vindt. Daaruit spreekt een mate van vooringenomenheid.”

Hiermee is niet gezegd dat opiniërende stukken geen meerwaarde hebben; vaak bieden juist deze stukken inspiratie voor een onderwerp voor een onderzoek en aansprekende citaten voor in de Inleiding van de scriptie. Met een opiniestuk kun je bovendien bewijzen dat de auteur van dat stuk ten tijde van schrijven een bepaald standpunt inneemt. Het gaat dan om een ervaringsfeit of misschien om een out of the box inzicht van de auteur, dat misschien nog niet voldragen is. De auteur zou zelfs als Advocaat van de Duivel kunnen optreden; het klakkeloos toedichten van standpunten aan de auteur is in dat geval problematisch. Mijn tip: neem bij twijfel even contact op met de auteur.

3.  Context is koning

Het bovenstaande klinkt eenvoudig maar is dat niet. Wat ik de laatste tijd merk (en ziedaar: weer een mening), is dat het onderscheid tussen wetenschappelijke en opiniërende stukken niet altijd helder lijkt te zijn. Stellingen met een duidelijk opiniërend karakter, worden uit hun verband gehaald en vervolgens gepresenteerd als (slechte) wetenschap. Heel vervelend. Nu een persoonlijk voorbeeld. In het stuk “Dubbele petten” en de belastingwetenschap (2015), schrijf ik (cursivering toegevoegd):

“Voorts heb ik gemerkt dat de belastingsector een nogal homogeen fiscaal wereldbeeld heeft. Toen een bekende hoogleraar internationaal belastingrecht mij een paar jaar geleden de volstrekt onbetamelijke vraag stelde: “Op welke politieke partij stem je?” en ik zei: “GroenLinks” was de consternatie groot. Een beetje fiscalist stemt toch CDA, VVD of anders SGP.”

Deze laatste zin is strikt genomen niet concludent. Wie of wat is bijvoorbeeld “een beetje fiscalist”? Een kniesoor zou dit storend kunnen vinden. Toch is de strekking van deze passage helder. Groot was daarom mijn verbazing en – laat ik het maar toegeven – onvrede toen ik deze passage tegenkwam in een scriptie, maar dan als een soort (door mij gesteld maar onbewezen) feit. Het is bekend dat niet iedereen hetzelfde grappig vindt. Maar dat deze stelling misschien niet helemaal letterlijk te nemen is, zou toch moeten blijken uit de zin die daarop volgde:

“(Ik chargeer, maar dit is wel mijn indruk – de kans dat een voorstel van Oxfam of de SP in fiscaal gezelschap serieus wordt genomen, is bij voorbaat klein).”

De woorden “ik chargeer” en “maar dit is wel mijn indruk” zijn het signaal dat het hier gaat om een mening, een indruk – niet een stelling die wetenschappelijk bewezen is. Over het daadwerkelijke stemgedrag van fiscalisten kan ik niet zoveel zeggen. En dat heb ik ook nooit beweerd. Wel verwacht ik dat de GroenLinks-stemmers een minderheid vormen (al was het maar omdat GL in de afgelopen TK-verkiezingen slechts 5,2% van de stemmen behaalde – dat is dan weer een feit, met een gelinkte bron).

4.  Staatssteun – “doodzwijgen”

Een ander voorbeeld van een Artikel104.nl-tekst die soms verkeerd wordt opgevat, is mijn constatering dat er lange tijd geen oog is geweest voor fiscale staatssteun. In dezelfde blog uit 2015, schrijf ik: 

“Het beste voorbeeld van het doodzwijgen van een onwelgevallige ontwikkeling is naar mijn mening te vinden in het fiscaal staatssteunrecht.”

Wederom gaat het hier uitdrukkelijk om een mening en niet om een wetenschappelijk bewezen feit. Sinds mijn Opinie in het NTFR in 2011 (Dansen op de vulkaan), is dit een thema dat ik met regelmaat aan de orde heb gesteld om meer aandacht te krijgen voor de risico’s van fiscale steun. Het was dus zeker geen gratuite kritiek. Sinds het openen van de Starbucks-zaak in 2015, is het door mij gesignaleerde gat grotendeels gedicht. Staatssteun staat tegenwoordig op het menu bij de opleidingen belastingrecht en is uitgegroeid tot een majeure thema in de fiscale literatuur. Een goede zaak!

Nu ben ik nog steeds van mening dat staatssteun tot Starbucks onderbelicht was (en let op: hier is alweer sprake van een mening), maar ik zie ook dat het tij op gegeven moment is gekeerd. Het punt van het “doodzwijgen”, was destijds relevant. Maar nu niet meer. Hoogstens is het een waarschuwing dat bepaalde fiscale thema’s, gegeven bepaalde omstandigheden, niet (voldoende) tot wasdom komen door de normale intellectuele dynamiek van het belastingrecht. Met dat laatste bedoel ik het proces waarbij een bepaald thema in de literatuur, het onderwijs, de praktijk, etc. uitkristalliseert (vgl. de onzakelijke lening).

Dat fiscale staatssteun tot 2015 onderbelicht bleef, hangt naar mijn mening (en ook dit is een mening) samen met de thematiek van dubbele petten. Zoals ik ook elders heb opgeschreven, baseer ik dit standpunt op mijn eigen observaties als iemand die van 2007 – 2015 in de fiscale praktijk actief was en daar veel met staatssteun deed, en (inmiddels) 12 jaar echt wetenschappelijk met het thema werkt (bijvoorbeeld als wetenschappelijk docent). Ik heb in internationale bladen gepubliceerd over State aid en gaf op Nieuwsuur duiding aan de Apple-casus. Daarnaast verzorg ik sinds 2015 alle NTFR-annotaties over staatssteun. Dit zijn enkele wapenfeiten. Enige autoriteit durf ik mij – vanzelfsprekend in alle bescheidenheid plus wat caveats – wel toe te vertrouwen, en ben daarmee een ‘hoogwaardige bron’ als het gaat om fiscale staatssteun. Echter, hoewel ik natuurlijk altijd gelijk heb, bevat Artikel104.nl geen wetenschappelijk bewijs voor deze specifieke stelling uit 2015. Maar ook dit heb ik ook nooit beweerd; het gaat om een ervaringsfeit.

(O, en het loutere feit dat iemand bij een universiteit werkt (een dus een wetenschappelijk pet draagt), wil niet zeggen dat zijn stukken ‘dus’ automatisch voldoen aan de wetenschappelijke maatstaven. Hopelijk gaat dit zonder zeggen.)

Enfin

Een grap is niet grappig als je hem moet uitleggen. Desalniettemin heb ik in dit stuk de clou van een aantal artikelen op Artikel104.nl willen ontleden. De omgang met opiniërende stukken is namelijk niet vanzelfsprekend, en ik ben het zat om verkeerd begrepen, onvolledig geciteerd of contextloos geparafraseerd te worden. Deze thematiek zal ongetwijfeld nogmaals de revu passeren op deze website. Het onderscheid tussen feiten en meningen is van veel belang. Facts don’t care about your feelings, maar dat doet geen afbreuk aan het belang van meningen. Want hoewel opinies soms ludiek zijn, zijn ze bijna nooit frivool.*

***

* vrij naar Engelen, Vording en Van Weeghel.

Foto door Garrett Coakely via Flickr.com onder Creative Commons licentie.
Let op: net als bij veel andere stukken op deze website zijn de bovenstaande verhalen geanonimiseerd. Dit is om de privacy en reputatie van bepaalde personen te beschermen.

About Anna Gunn

Fiscaliste met de specialisaties EU-belastingrecht en fiscale exotica. Geruime praktijkervaring met fiscale staatssteun.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *