Weg met de dividendbelasting? Een vraag voor de publieke arena! door Anna Gunn

We gaan de dividendbelasting afschaffen! De blijde boodschap (zo zullen veel vakbroeders het zien) staat in het regeerakkoord en heeft – hoe kon het anders? – geleid tot veel kritiek. In de krant las ik zelfs dat er misschien een hoorzitting komt. “Leuk,” zei mijn fiscale buddy Ruud nog, “Gaan we weer saampjes op de tribune zitten, net als bij de parlementaire onderzoekscommissie over fiscale constructies!” ( in juni 2017 – red.) Het internationaal belastingrecht houdt de gemoederen nog altijd bezig (terecht – de onderste steen in het belastingontwijkings-/fiscale lobbydebat is nog lang niet boven).

Hier op het hoofdkantoor van Artikel104.nl (beter bekend als de woonkamer), wordt het epos van onze favoriete bronheffing met interesse gevolgd. Van de week belde zelfs de NOS: “Wie profiteert van het plan?”, “Wat zijn de gevolgen voor de werkgelegenheid?” en – niet geheel onbelangrijk – “Moeten we het nou wel doen?” Voor het publieke debat zijn dit inderdaad de springende punten. Zoals altijd probeerde ik ook deze journalist te helpen, maar dit keer hadden mijn antwoorden een CIA-achtige kwaliteit – “We can neither confirm nor deny” – want ik weet niet hoe het zit met bijvoorbeeld de afwenteling van de heffing of de positie van de dividendontvangers in hun respectievelijke woonstaten (in hoeverre wordt de EUR 1.4 miljard aan af te schaffen bronbelasting op dit moment ge-credit/vrijgesteld door het woonland?) niet gezien.  “Wat ik wel durf te zeggen,” zei ik daarom, “Is dat niemand het antwoord weet, ten minste, niet écht. Het kwantificeren van dit soort dingen is altijd een klucht: wie het durft mag het zeggen; het weten doet evenwel niemand. Laat juist dat het punt zijn!”

Geen duveltje uit het doosje

In het onderstaande wil ik enkele materiele kanttekeningen plaatsen bij de afschaffingsambities van Rutte c.s. Eerst een enkel woord over de procedurele toedracht. In de media wordt veel nadruk gelegd op twee omstandigheden: a) dit plan stond in geen enkel verkiezingsprogramma, en b) e.e.a. zou zijn ingefluisterd door de business lobby. Het maakt voor een goed verhaal, maar ik moet hier wel wat vraagtekens zetten. Zolang als ik mij kan herinneren, is de dividendbelasting een doorn in het oog van fiscale experts. De belasting past slecht bij de Nederlandse wens om helemaal geen bronheffingen te hebben (bronheffing worden gezien als een belemmering van investeringen en dus voor de economie). We hebben weliswaar een heffing van 15% over uitkeringen door Nederlandse vennootschappen, maar wie wat verder kijkt, ziet dat er allerlei (volstrekt legitieme) situaties zijn waarin geen dividendbelasting wordt ingehouden: ik noem binnenlandse deelnemingsverhoudingen, gevallen onder het bereik van de Moeder-dochterrichtlijn en veel verdragssituaties (dit alles uiteraard met de gebruikelijke juridische mitsen en maren). Daarnaast wordt dividendbelasting in binnenlandse gevallen veelal verrekend met de inkomstenbelasting van de ontvanger. We hebben het immers over een voorheffing, niet een eindheffing. Het is tegen deze achtergrond dat de dividendbelasting soms wordt aangeduid als een ‘wisselgeldbelasting’. De heffing zou met name nuttig zijn als een bargaining chip bij fiscale verdragsonderhandelingen. Ook vanuit Europees-rechterlijk optiek is de dividendbelasting (op deelaspecten) problematisch gebleken). Verder maken critici zich zorgen over de zware administratieve lasten die de belasting mee zou brengen. Wat ik met dit alles wil zeggen, is dat de kritiek op de dividendbelasting al wijdverbreid was voordat het regeerakkoord bekend werd. Hoe de Haagse heren in de praktijk hun plannen smeden, durf ik niet te zeggen, maar dat een lobbyist van een club als VNO-NCW op het juiste moment in de juiste achterkamer een idee pitchte, vind ik aannemelijk. Toch is dit iets anders dan dat de lobby eigenhandig de fiscale koers van het land heeft verleggen.

Neerwaartse spiraal

Het kabinet presenteert het voorliggend plan in de context van het fiscale vestigingsklimaat en de noodzaak om internationaal aantrekkelijk te zijn als land. Met name enkele ontwikkelingen in het Verenigd Koninkrijk (bijv. verlaging van het vennootschapsbelastingtarief aldaar) zijn in deze relevant: het VK was al een geduchte concurrent voor Nederland en zal dat post-Brexit waarschijnlijk blijven. Dit proces (i.e. een land wordt gedwongen om belastingen te verlagen omdat een ander land dat ook doet) wordt meestal aangeduid als de ‘race to the bottom’.

De heersende leer is dat de race slechts via internationale afspraken tot stilstand gebracht kan worden. In het Nederlandse geval gaat het dan al gauw om afspraken ‘binnen Europa’. Zelfs nu de Europese droom belaagd wordt, blijft de EU een relevant forum. Ik zou me kunnen voorstellen dat dit punt wat vragen opwerpt bij ‘gewone’ mensen: als EU voorzitter had Nederland vorig jaar juist zoveel bereikt op fiscaal vlak? Om hier kort een antwoord op te geven: Ja – dat laatste is waar. Toch zijn er meer dan genoeg punten die nog niet zijn opgelost. Niet voor niets zet de Europese Commissie haar werk op het vlak van ‘aggressive tax planning’ onverminderd voort. Nederland heeft tijdens zijn voorzitterschap een aantal belangrijke stappen gefaciliteerd in het taaie proces van het aanpakken van belastingontwijking. Ik weet dat sommige mensen minder enthousiast zijn – ik heb altijd geleerd dat je elk succes(je) moet vieren. Daarvan nu dus akte.

Hoe erg kan het zijn?

De constatering dat belastingwedlopen alleen voorkomen kunnen worden via coördinatie, is – in het licht van de stroperige Europese samenwerking op andere gebieden – zorgelijk. Het is een ding om te zeggen “we moeten internationaal samenwerken” – de praktijk is doorgaans weerbarstig.  Wat als we op korte termijn geen afspraken kunnen maken? O, en dan zijn er nog de onzekere perspectieven post-Brexit (Europese afspraken hebben prima facie beperkt zin als het VK niet langer in de EU zit). De vraag is hoe je hier als ‘klein land met veel buitenland’ op moet reageren. Als ik verantwoordelijk was voor de economie, dan dacht ik vermoedelijk ook: “Hoe zorgen we dat de Britten ons niet voorbij racen?”

Als ik het race to the bottom-verhaal bekijk door ‘gewone mensen’-ogen (dat is: ontdaan van beroepsdeformatie), dan rijst de volgende vraag: Waarom is iedereen zo bang om de race te verliezen? Het kabinet geeft het gangbare fiscale antwoord, namelijk dat dat zou leiden tot een relatieve verslechtering van het vestigingsklimaat wat dan weer ten koste gaat van de werkgelegenheid en economische bedrijvigheid: bedrijven vertrekken of vestigen zich überhaupt niet in BV Nederland. Veel mensen, om te beginnen natuurlijk de linkse oppositie, zijn niet overtuigd door dit doemscenario. We hebben immers zoveel meer te bieden dan wat brievenbussen op de Zuidas, klinkt het. Goed opgeleide mensen, wegen, vrede en veiligheid, stroopwafels, drop…

De noodzaak om te reageren op fiscale ontwikkelingen in het buitenland (anders gezegd, de noodzaak om ‘mee te racen’) wordt fundamenteel betwijfeld. En dit leidt tot het beeld van de belastingverlaging* als onverdiende kaviaar dat door de staatssecretaris van financiën met een parelmoeren lepel gevoederd wordt aan het bedrijfsleven. Tsja, ik snap wel dat Groenlinks, SP en PvdA aan de rem trekken.

Omgaan met onzekerheid

Ik ken niemand die met zekerheid durft te zeggen wat de exacte economische gevolgen van het afschaffen van de dividendbelasting zullen zijn. Niemand. Het doet me denken aan de discussie over het aanpakken van brievenbusvennootschappen. Ook daar speelt natuurlijk de vraag naar de maatschappelijke/economische kosten van maatregelen tegen de brievenbus-sector. Voor de duidelijkheid: hier is wel degelijk wetenschappelijk onderzoek naar gedaan, maar consensus over de cijfers (m.n. banenverlies) ontbreekt. Wat dan overblijft is de ‘best guestimate’ van bijvoorbeeld de experts op het ministerie van financiën of de rekenkamer.

Laat duidelijk zijn, we varen niet blind – op belastinggebied heb ik veel vertrouwen in onze ambtenaren. Tegelijkertijd is het utopisch om te denken dat we twistpunten over onzekere fiscale dossiers (brievenbussen, dividendbelasting) aan de hand van een helder technocratisch criterium kunnen oplossen. Wat uiteraard niet wegneemt dat wetswijzigingen altijd op basis van de beschikbare info e.d. gemotiveerd moeten worden. Overigens zou het in deze discussie verhelderend werken wanneer in de memorie van toelichting werd ingegaan op de problemen met kwantificeren en voorspellen van gedragseffecten en andere gevolgen.

Wie stelt bewijst

In fiscale discussies wordt het vestigingsklimaat met enige regelmaat als troefkaart ingezet. Het argument dat iets ‘slechts is voor het vestigingsklimaat’ heeft in het (fiscale en politieke) discours vrij veel gewicht. Dit ondanks het feit dat (cijfermatige) uitwerkingen en betrouwbare impactanalyses in veel gevallen ontbreken c.q. niet mogelijk zijn. Een beetje tongue in cheek noemde ik dit ooit een ‘act of faith’ door de vestigingsklimaatlobby. Naar goed fiscaal gebruik ben ik van mening dat bij een voorstel als het onderhavige de regel geldt “wie stelt bewijst”. Het ligt dus op de weg van het kabinet om met overtuigend bewijs te komen dat een bepaalde aanpassing in het belastingstelsel kortgezegd een goed idee is. In het geval van de dividendbelasting denk ik dat het leveren van dat bewijs heel moeilijk wordt, zeker ten overstaan van de hyperkritische linkse jury en – belangrijker – de gewone mensen. Toch wijs ik erop dat het perspectief van de ‘vestigingsklimaatontkenners’, evenmin te bewijzen valt.

De afgelopen jaren stond de internationale fiscaliteit en de behandeling van bedrijven meermaals in de belangstelling. De diepgang van het publieke debat bleef soms achter. De huidige discussie zou daarin verandering kunnen brengen. Op basis van alle relevante informatie zal de vraag uiteindelijk zijn of wij de dividendbelasting a) in stand laten omdat we die EUR 1.4 miljard best kunnen gebruiken en omdat Nederland niet gratis is (waarbij verondersteld wordt dat het heffen van dividendbelasting ons economisch niets kost) – of – b) zekerheidshalve afschaffen omdat we onszelf als vestigingsland niet ‘uit de markt’ willen prijzen.

Hoorzitting is een goed idee

Fiscalisten, economen en andere experts kunnen deze knoop niet doorhakken. Deze kwestie hoort thuis in de publieke arena. Een hoorzitting zie ik daarom wel zitten.

***

* Afschaffing dividendbelasting en voorts natuurlijk de verlaging van het vennootschapsbelastingtarief van 25% nu tot 21%).

Foto door Jerry and Pat Donaho via Flickr.com; Creative Commons licentie.

About Anna Gunn

Fiscaliste met de specialisaties EU-belastingrecht en fiscale exotica. Geruime praktijkervaring met fiscale staatssteun.

One thought on “Weg met de dividendbelasting? Een vraag voor de publieke arena! door Anna Gunn

  1. Hi Anna, goed stuk! Zie je overigens nog een relatie tussen deze afschaffing van de div.bel. en de (volgens mij) aangekondigde beëindiging van de CV/BV Structuur?

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *