Bachelorwerkstukken & -scripties: Tips voor studenten Aanknopingspunten voor het ontwerpen, uitvoeren en opschrijven van onderzoeken

Het schrijven van een bachelorwerkstuk is een rite of passage. Voor de een peulenschil, voor de ander een ware beproeving, maar in alle gevallen geldt: het stuk zal geschreven moeten worden. De exacte vorm ervan verschilt per universiteit. De gemene deler is evenwel dat het project dient als opstap naar de scriptie in de masterfase. Het bachelorwerkstuk is zo bezien het kinderbad voorafgaand aan de duik in het diepe.

Bachelorwerkstukken (ook: -scripties) zijn lastig, dat is een open deur en bovendien de bedoeling. Studenten moet je een beetje uitdagen. Die slapeloze nachten? Die vallen vierkant in de categorie van groeipijntjes. Dat het proces tegenvalt, is geen reden om je aan te dienen bij een faalangstcoach (dit schijnt voor te komen!). Nee, je moet gewoon naar de bibliotheek c.q. de virtuele leeromgeving om wat extra vlieguren te maken.

Een vijftal tips

Dit gezegd hebbend, ik heb elk jaar weer medelijden met de nieuwe lichting. Dat zo’n werkstuk, ondanks alle goede zorg van docenten en begeleiders, zwaar valt, snap ik natuurlijk wel. Om de barensnood enigszins te verzachten, heb ik daarom enkele tips op een rij gezet. Aanvullingen en andere inzichten zijn welkom als Comment.

Tip 1: Fiscale methodologie (koop dit boek!)

Op afstand is het beste boek over (belasting)scripties Fiscale methodologie – Over de kunst van het schrijven van papers en scripties (Boom fiscale uitgevers, tweede druk, 2016).* Het is van de fiscale veelschrijver  mr. L.J.A. Pieterse, die al op jonge leeftijd de ongekroonde Scriptiebegeleidkoning van Belastingland werd. Fiscale methodologie is toegankelijk en goed gedocumenteerd, en behandelt allerlei klassieke vraagstukken, zoals de keuze van het onderwerp, het formuleren van een probleemstelling, onderzoeksmethodiek, argumentatie, stijl en taalgebruik en zelfs hoe je een goede titel vindt. Helemaal aan het eind is een intrigerend hoofdstuk getiteld ‘Scriptieneurose’. Fiscale methodologie bevat zelfs een checklist voor schrijvers (of zoals Pieterse dat noemt een ‘controlelijst’). Het boek kost slechts EUR 14,50.

Tip 2:   Afkijken (oftewel: fake it ’till you make it)

Schrijven is kunst, althans dat wordt wel eens gezegd. Als het gaat over romans of poëzie klopt de uitspraak. Niet voor niets is er een Nobelprijs voor de literatuur die alleen is weggelegd voor de groten der aarde (en Bob Dylan). Het is echter zaak om dat literaire schrijven niet te verwarren met het huis-tuin-en-keuken-schrijven (ik bedoel dit niet oneerbiedig) waar juristen en wetenschappers hun brood mee verdienen. Voor ons bestaat schrijven voor groot deel uit conventies en trucjes. Je moet even leren hoe je zonder al teveel gedoe een paar zinnen aan elkaar rijgt en waar dan de tussenkopjes horen. Zie schrijven als een ambacht die je je met toewijding eigen zult kunnen maken. Kijk de fijne kneepjes af van de mensen die ze al beheersen. Zoek in het Weekblad een mooi artikel en onderzoek hoe het stuk is opgebouwd, welke woorden de schrijver gebruikt, etc. Je hoeft het niet eens te zijn met een auteur om de stijl te waarderen. Rolmodellen zijn T. Bender, C. Maas en O.C.R. Marres.

Tip 3: Het Groene Boekje (en andere hulpmiddelen)

In de derde plaats zijn er  hulpmiddelen die je kunt inzetten. Met klem raad ik iedereen aan om het Groene Boekje – Woordenlijst Nederlandse Taal aan te schaffen en vaak open te slaan. Dat boekje geeft antwoord op de/het-vragen en op vragen over het geslacht van zelfstandige naamwoorden. Als je, zoals ondergetekende, niet Nederlands als eerste taal hebt, is het Groene Boekje van levensbelang. Het bevat tevens uitleg over kwesties als ‘los-of-aan-elkaar’, klemtonen en uitspraaktekens en wanneer je iets met of hoofdletter of juist een kleine letter moet schrijven. De relevantie van het gewone woordenboek spreekt trouwens voor zich.

Aardig is ook ‘Maar zo heb ik het geleerd!’ – De waarheid achter 50 taalkwesties (Van Dale Uitgevers, 2017) door W. van Wingerden. Dit boek behandelt verschillende ‘misverstanden’ over taal. Mag er bijvoorbeeld een komma voor het woord ‘en’? (Antwoord: jazeker!) Een ander voorbeeld is het fenomeen van de contaminaties (bijv. in de zin: ‘Een inval is niet ondenkbeeldig’ worden de begrippen ‘niet ondenkbaar’ (= ‘wel degelijk mogelijk’) en ‘niet denkbeeldig’ door elkaar gehaald.) Zo zijn er nog een heleboel andere aardige kwesties, die je op een achternamiddag zou kunnen doornemen.

(Terzijde, ik ken fiscalisten die vinden dat je alleen kan leren schrijven door klassieke Nederlandse literatuur te lezen. Hier zien we de verwarring tussen schrijven als kunst en schrijven als praktisch gereedschap. Bijna altijd wordt dan naar Gerard Reve verwezen, zo van: “Ga De avonden lezen, dan komt het bezwaarschrift vanzelf.” Ik vind dit een merkwaardige benadering, maar als je toch met literatuur aan de slag gaat, kies dan liever Willem Elsschot.)

Tip 4: Studie-ontwijkend gedrag de baas!

De vierde publicatie die ik onder de aandacht wil brengen, is het boek Studie-ontwijkend gedrag de baas! (AUP, 2017) door Kinge Siljee. De auteur is al 10 jaar werkzaam als ‘privebegeleider’ en fileert het fenomeen van SOG met een vlijmscherp mes. In haar boek tref je aan de vijf mythes over studie-ontwijkend gedrag, hoe je je ‘afleidingsduiveltjes’ de baas kunt worden en wat je moet doen om uitstelgedrag te voorkomen. De analyse is gebaseerd op een aantal ‘uitstelprofielen’ (er is een ‘welk soort uitstelller ben jij?-test). Studie-ontwijkend gedrag de baas! is een vrolijk en praktisch boek. Ik citeer (p. 130):

Maak een feestje van je overwinningen
Maak thuis een overwinningsmuur. Visualiseer daar je eigenoverwinningen. Je kunt denken aan stickers op een vel waarop je je cijfers schrijft. Of briefjes op een prikbord met de namen van de vakken die je hebt gehaald. Kijk daar af en toe naar, en dwing jezelf om te zeggen: Dit heb ik gedaan, ik heb mezelf ingespannen om dit te bereiken, en ik heb de hersenen en het inzicht om deze vakken te halen. Geen mitsen, geen maren, geen negatieve elementen toevoegen. Dit heb jij gedaan, en niemand anders. Wees trots op jezelf!”

Tip 5: Het is geen levenswerk dus neem het niet té serieus

Mijn eigen werkstuk, dat de vorm moest hebben van een conclusie door een advocaat-generaal, herinner ik mij nog levendig. We hadden het in die zin makkelijk dat de docenten de probleemstellingen al hadden bedacht. Daar stond wel tegenover dat het echte rotvragen waren, die totaal niet aansloten bij de interesses van de student. De druk werd opgevoerd toen de hoogleraar te kennen gaf dat het cijfer van dit vak “jouw toekomstige kwaliteit als fiscalist zal voorspellen”.

Afbeeldingsresultaat voor hell

Werkcollege op de Universiteit Leiden (omstreeks 2007)

Langzaam maar zeker ontvouwde zich een groot drama onder de Leidse studenten. Doorgehaalde nachten en massahysterie in de collegebanken. Niemand wilde natuurlijk verbannen worden naar de eeuwigdurende hel van vaktechnische middelmaat. Het lot wilde dat ik mij moest bezighouden met de belangwekkende materie van artikel 3.69, lid 1, Wet IB 2001 en de vraag naar een extra dotatie aan de FOR in de context van een geruisloze terugkeer. Specifiek ging het erom of de extra dotatie zich uitstrekte tot de waarde van de lijfrenteverplichtingen op het moment van terugkeer. De vraag was ontleend aan een echte procedure, die (na het verschijnen van mijn werkstuk) beslist is door de Hoge Raad. A-G Niessen schreef er nog een conclusie over, waarin tot eenieders verbazing mijn bachelorwerkje, via een omzwerving, een plaatsje kreeg (zie onderdeel 5.10). Mijn inspanningen werden beloond met een 8.

Wijze les: Af is altijd beter dan perfect!

Als ik terugkijk op mijn eigen vuurdoop, dan trek ik twee conclusies. Allereerst, het werkje ging gepaard met veel meer stress dan had gehoeven. Ik was (veels te) ruim op tijd begonnen en had het verhaal snel op papier. Het probleem zat in het eindeloos schaven, wat de boel er niet beter op maakte maar wel veel energie kostte. Ook inhoudelijk heb ik me te druk gemaakt door per se iets origineels te willen neerzetten. Had, naar ik nu inzie, niet gehoeven: een simpel verhaal binnen de lijntjes van de standaardwerken (Cursus Belastingrecht, Vakstudie) was genoeg geweest en mogelijk zelfs beter. Daarom het advies om het bachelorwerkstuk niet groter te maken dan dat het in werkelijkheid is. Wie met de hakken over de sloot geraakt heeft ten slotte ook droge voeten. En mocht je onverhoopt geen mooi cijfer halen, er komt hoe dan ook een herkansing tijdens de master!

***

* Mocht er een derde druk komen, overweeg eens een hoofdstuk specifiek over de problemen die tweetalige auteurs ervaren. Er is een grote groep fiscalisten die Nederlands als tweede taal hebben of die tweetalig zijn opgevoed (er is een verschil). Enkele handreikingen zouden hier meerwaarde hebben.

Foto door Jay Ling via Flickr.com onder Creative Commons licentie.

About Anna Gunn

Fiscaliste met de specialisaties EU-belastingrecht en fiscale exotica. Geruime praktijkervaring met fiscale staatssteun.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *